Myrrha
- dec
- 27
- Gepost door admin
- Gepost in verhalen Ovidius

vrij naar: Ovidius, Metamorphosen boek X verzen 298 – 502
Al wie bij het horen van het woord “liefdeshistorie” denkt aan een mierzoet, romantisch verhaal, zal ik teleurstellen. Dit is een verhaal over een zondige liefde. Een liefde die de natuur aan de mensen verboden heeft.
Daarom wil ik de fans van romcoms met happy ending vriendelijk, doch dringend verzoeken om de lectuur onmiddellijk te staken. Ook voor de ogen van kinderen en tieners, die verliefdheid en seksualiteit voor het eerst ontdekken, is dit verhaal niet geschikt. Weg van hier, en snel! Ook ouders doen er goed aan ander leesvoer ter hand te nemen. Dit verhaal is bestemd voor de enkeling die overblijft…
Myrrha was zo mooi dat zelfs Paris Helena zou gelaten hebben voor wat ze was. Wat zou het leven van Myrrha er anders uitgezien hebben, had Paris inderdaad haar pad gekruist en had zij gevoelens voor hem gekoesterd die verder gingen dan louter vriendschap! Maar welke jongen van huwbare leeftijd ook om haar hand smeekte, hoe knap, machtig of rijk hij ook was, telkens wees Myrrha hem kil en onverschillig af. Want Myrrha voelde slechts liefde voor één man, slechts met één man wilde zij trouwen en de huwelijkssponde delen… haar vader, Cinyras! Reeds lang smeulde dat misdadige vuur in haar maagdelijke meisjeshart. Zij voelde het en verzette zich tegen zo’n schandelijke hartstocht: “Wat ben ik toch een slecht en verdorven kind! En toch voel ik alleen maar liefde voor mijn vader, een liefde die veel verder gaat dan de toegelaten eerbied. De natuur laat iedereen vrij. Het zijn de mensen die hun eigen vrijheid aan banden leggen met jaloerse wetten en dwaze voorschriften. Een koe laat zich door haar vader bestijgen, een bok verwekt jongen bij zijn eigen vlees en bloed, ook vogels ontvangen het zaad waaruit zij zelf geboren zijn. Waarom ben ik niet in een ander land geboren, waar dochter tegelijk echtgenote kan zijn? Ach, waarom kwel ik mezelf met zo’n gedachten? Waarom koester ik ijdele hoop? De enige blijken van genegenheid die ik mijn vader mag geven, zijn kussen die me te afstandelijk zijn en omhelzingen die echte liefde ontbreken! Genoeg! Goden, sta me bij! Help mij om dat ellendige vuur dat mijn lendenen verteert te doven! … Ik kan het niet… Zelfs de razende Furiën met hun haardos, zwart van addergebroed, boezemen me geen angst in. Ik ben verloren.” Myrrha viel niets te verwijten. Zelfs de goden konden geen weerstand bieden, eenmaal door een van Amors pijlen getroffen.
De stroom van huwelijksaanzoeken bleef aanzwellen en Cinyras werd wanhopig, wanneer hij zag hoe lauw zijn dochter op elk aanzoek reageerde. “Welke man wil je dan?” vroeg hij. “Eén zoals u,” zei Myrrha en sloeg de ogen beschaamd neer. Cinyras, die in haar antwoord een blijk van dochterlijke toewijding zag, zei trots dat een vader bofte met een dochter zoals zij.
Passie en schuldgevoel hielden Myrrha uit haar slaap. Het meisje zag maar één uitweg: zich door een wanhoopsdaad van het jonge leven beroven! De gordel die om haar bevallige middel zat, deed dienst als strop. Zachtjes sprak Myrrha tot haar vader: “Cinyras, U hebt mij het leven gegeven en afgenomen. Vaarwel!” Het gefluister bereikte de trouwe oren van haar voedster, die zoals elke nacht de wacht hield aan haar deur. In een mum van tijd had de oude vrouw haar knokig lijf gerecht en de lus om de hals van Myrrha verwijderd. Na het geroep volgden de tranen: “Waarom? Waarom toch zo’n vreselijke daad?” Myrrha bleef stil en hield haar ogen op de grond gericht. De vrouw gaf zich niet gewonnen en drong verder aan: “Ik smeek je bij mijn grijze haren en mijn schrale borsten die jou ooit gevoed hebben, zeg me wat er scheelt! Ik ben oud. Ik heb al veel gezien en meegemaakt. Denk niet dat ik zo gemakkelijk te choqueren ben.” Nog altijd bewaarde Myrrha haar stilzwijgen. Het oudje gooide het over een andere boeg. “Denk dan toch aan je vader en je moeder. Je ziet je vader toch graag?” zei ze, wetend dat Myrrha dol was op haar vader. Het werd het meisje te veel. Bij het horen van de naam van haar vader slaakte ze een kreet die door merg en been ging. “Zwijg over mijn vader. De liefde die ik voor hem voel, is te groot!” De voedster keek Myrrha verschrikt aan en legde haar perkamenten handen op haar arm. “Kind toch, wat bezielt je in hemelsnaam? Welke godheid heeft je vervloekt?” De aanblik van het kind dat kapot ging aan schuld en verlangen brak het hart van de oude vrouw. “Stil maar. Jij mag je jonge leven niet op die manier beëindigen. Jij zal … hem bezitten.” Het woord ‘vader’ kreeg ze niet over de lippen.
De voedster verzon een sluw en listig plan, zoals alleen oude vrouwen dat kunnen. In de maand april vierden vrome moeders het feest van Ceres. Helemaal in het wit gekleed aanbaden ze de godin van de landbouw en offerden haar een deel van de eerste oogst. Na het feest mochten de moeders negen nachten lang geen seks hebben. Hun man meden ze als de pest. De voedster kende de zwakheid van Cinyras’ vlees en wist dat hij zou zwichten voor een aanlokkelijke en gewillige maagd. In het zwakke schijnsel van een olielamp leidde zij het bange meisje naar zijn slaapkamer. Cinyras, aangeschoten door de wijn en verblind door zijn lust, herkende zijn eigen dochter niet. Hij doofde de lamp en ging dra tot actie over. Bij een eerste aanraking kromp Myrrha in elkaar. Cinyras deed zijn uiterste best om haar ongemak weg te nemen: hij streelde haar teder en noemde haar lief “mijn meisje”… Meer aanmoedigingen waren niet nodig om Myrrha’s lust aan te wakkeren. Haar jonge, soepele lijf versmolt met dat van haar vader en na die eerste liefdesnacht droeg zij in haar vochtige schoot de vrucht van hun ontucht. De volgende nacht zochten zij elkaar opnieuw op en de nacht daarna ook…, totdat Cinyras, nieuwsgierig geworden naar wie hem zoveel genot bezorgde, de olielamp aanstak en recht in de verschrikte ogen van zijn eigen dochter keek. “Myrrha?!” Cinyras’ schreeuw was een oerklank. Van genot of vreugde was er in zijn gelaat, dat grimmiger en grimmiger keek, geen spoor. Als een pasgeboren veulen, zo wankel op haar benen, sprong Myrrha het bed uit. Toen ze diep verdriet en woede in de ogen van haar vader las en hij instinctmatig naar zijn zwaard greep, kregen haar benen meer kracht en rende ze de kamer en het paleis uit. Negen maanden lang zwierf Myrrha rond. Op geen enkele plaats wilde zij halt houden. Haar schaamte gunde haar geen ogenblik rust, totdat haar zware, zwangere buik haar tot stoppen dwong. In haar wanhoop aanriep zij de goden: “Heb toch medelijden met iemand die de zwaarste zonde heeft bedreven, zwaarder nog dan vadermoord! Ik heb mijn vader bemind en draag een zoon die tegelijk mijn broer is! Goden, gun mij de rust die ik al in geen jaren meer gevoeld heb. Ik kan mens noch schim onder ogen komen. Ik wil ontsnappen aan leven en dood!” De goden bleven niet doof voor haar smeekbede en onttrokken Myrrha aan het rijk van dood en leven. Ze verlosten haar van haar menselijke gedaante. Haar laatste woord was nog niet volledig uitgesproken of ze voelde al hoe haar huid harder en taaier werd. Haar tenen zochten aarde om in te wortelen. Haar armen en handen werden grillige takken. Haar zwangere buik werd door een dikke laag schors bedekt. Gewillig liet Myrrha het hoofd verdwijnen in een wirwar van bladeren en hout. De lauwe druppels die uit de stam van de mirreboom vloeien, herinneren nog steeds aan het droeve lot van hun meesteres.
Categorieën
- artikels Martialis
- epigrammen Catullus
- epigrammen Martialis
- gedichten Catullus
- Martialis Covid
- verhalen Ovidius