Ovidius

Publius OVIDIUS Naso (° 43 v.Chr. – 17 n.Chr.) wordt terecht als één van de grootsten beschouwd.

De dichter portretteert zichzelf in zijn autobiografische Tristia als een “lusor amorum”, een speelman van de liefde, en daar valt wel een en ander voor te zeggen.

Ovidius heeft het thema van liefde en lust duchtig in zijn werk geëxploreerd: hij begon zijn schrijverscarrière met de bundel Amores, drie boeken van elegieën waarin de dichter zijn liefde voor de denkbeeldige Corinna bezingt. Maar ook in tal van Metamorphosen is de liefde de rode draad. Denk maar aan de verhalen over Philemon & Baukis en Pyramus & Thisbe, de voorloper van Romeo & Julia. En zo zijn er nog een aantal werken die de liefde als kernthema hebben: in zijn Ars Amatoria geeft Ovidius tips aan mannen en vrouwen waar en hoe ze het best een lief aan de haak kunnen slaan. En in de Remedia Amoris onderwijst hij zijn publiek hoe ze weer van de liefde af kunnen komen.

En hoewel Ovidius steeds uit hetzelfde vaatje tapt, doet hij dat toch altijd anders. In de Metamorphosen krijgen we vooral een verhalend discours, waarbij de gedaanteverwisseling als kers op de taart zorgvuldig wordt voorbereid. In de Ars Amatoria en de Remedia Amoris wil de dichter zijn publiek vooral onderricht geven en in die werken overheerst de didactische toon.

Als dichter is Ovidius een losbol en een vernieuwer geweest, een meester in de ironie ook, zo iemand die altijd de leukste probeert te zijn en dat vaak ook is. Maar zoals bij de lekkerste taart geldt ook hier de regel dat overdaad schaadt: na de zoveelste variatie op hetzelfde thema leg je hem enigszins vermoeid opzij.

Van alle Latijnse dichters heeft Ovidius zonder twijfel het meeste gevoel voor humor. Zijn taal is gracieus en flexibel, ritmisch en muzikaal. – Ilja Leonard Pfeijffer