Vrouwen en drank: Epigrammen I.28, I.87 en V. 4

1890s-era lady grinning, holding a giant bottle of champagne in each hand

Alcohol en de Oudheid (zowel de Griekse als de Romeinse) gaan hand in hand. Over Socrates, toch wel een monument in de Griekse filosofie, werd gezegd dat hij wel lustig deelnam aan symposia (een soort wedstrijden in comazuipen), maar nooit dronken werd. Dat hij zo goed tegen de drank bestand was, werd als een teken van mannelijkheid geprezen.

In de Romeinse Oudheid was wijn niet alleen de drank van de rijkere klassen. Ook het gewone volk en zelfs slaven dronken wijn. De vraag hoeveel er daarvan precies gedronken werd, is moeilijk te beantwoorden. Enkel over de stad Rome hebben we enige concrete informatie: in de eerste eeuw v. Chr. dronken de inwoners (1 miljoen toen ongeveer) jaarlijks tussen de 1.250.000 en 1.800.000 hectoliter wijn. Dat komt neer op 175 tot 275 liter per persoon per jaar. Daarbij mogen we niet vergeten dat kinderen uiteraard helemaal geen of alleszins veel minder wijn dronken en dat vrouwen best ook niet te diep in het glas keken, liefst zelfs helemaal niet. Aulus Gellius (2de eeuw na Chr.) vertelt in zijn werk, Noctes Atticae, dat vrouwen in de vroege Republiek niet minder gestraft werden wanneer ze wijn gedronken hadden dan wanneer ze zich schuldig gemaakt hadden aan losbandigheid of overspel (NA X.23 non minus, si vinum in se, quam si probrum et adulterium admisissent). Valerius Maximus, een schrijver uit de eerste eeuw na Chr., maakt in zijn werk, Facta et dicta memorabilia, gewag van een wel erg wrede straf waaraan een vrouw onderworpen werd, omdat ze wijn gedronken had (van dronkenschap is er zelfs geen sprake): ze werd dood geknuppeld door haar man (VI.3.9 qui uxorem, quod vinum bibisset, fusti percussam interemit). Blijkbaar vond iedereen die vreselijke straf terecht, want Maximus beschrijft dat de echtgenoot van de vrouw door niemand vervolgd werd. Iedereen keurde de daad goed (VI.3.9 idque factum non accusatore tantum, sed etiam reprehensore caruit, uno quoque existimante optimo illam exemplo violatae sobrietati poenas pependisse).

Het lijkt dan ook op het eerste gezicht tegenstrijdig dat lesbiennes, die beschreven worden in satiren en epigrammen (cf. VII.67, epigram over Philaenis), zich steeds te buiten gaan aan een overvloedige wijnconsumptie. Maar die paradox valt snel op te lossen, als we bedenken dat die vrouwen zich niet als ‘normale’ vrouwen gedragen, maar als mannen. Het vlot naar binnen werken van industriële hoeveelheden drank is immers een typisch mannelijke eigenschap. Vrouwen en alcohol in de Oudheid was dus een allesbehalve flatterende combinatie, want een vrouw die dronk plaatste zich automatisch buiten hetgeen sociaal aanvaard werd.

Dat vrouwen die toch graag een glas dronken wel erg inventief moesten zijn in het verstoppen van die typische wijngeur spreekt dus voor zich.

Drie epigrammen over zatte vrouwen (hier zonder een allusie op hun seksuele geaardheid):

I. 28

Stinkt Acerra nog naar de wijn van de dag ervoor?
Nee: Acerra gaat gewoon 24/24 met drinken door.

I. 87

Om niet te veel, Fescennia, naar de wijn van gisteren te ruiken
zit je ’s morgens gretig Cosmus’ pillen te gebruiken.
Dat kleverige spul tussen je tanden helpt niet veel,
wanneer er een boer opstijgt uit de diepte van je keel.
Door dat gif wordt je adem zodanig versterkt
dat iedereen al lang je bedrog heeft opgemerkt.
Stop dus met dat onnozele gedoe
en geef je dronkenschap gewoon eerlijk toe.


V. 4

Myrtale is gewoon van veel te drinken
en zit uren later nog naar wijn te stinken.
In de hoop ons te misleiden
en een andere geur te verspreiden
propt ze laurierbladeren in haar glas.
Water komt er niet aan te pas.
Wanneer je, Paulus, haar ontmoet,
haar rooie kop rijkelijk doorbloed,
doe je haar een reuzegroot plezier
door te zeggen: “Myrtale zit aan de laurier!”

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *