Tongilius, jij gulzigaard! (epigram 2.40)

What did ancient Romans drink? « IMPERIUM ROMANUM
Een Romeinse mozaïek waarop een vrouw te zien is die een amfoor draagt.

Ziek zijn is lastig en vervelend, maar het heeft ook zo zijn voordelen. Voor één keer worden de huishoudelijke klusjes in mijn plaats opgeknapt. Door even te kuchen of te zuchten, ontlok ik aan mijn huisgenoten de ongeruste vraag of ik soms iets nodig heb. “Een glaasje water,” breng ik uit, met een schor uitgebrachte “alsjeblieft” er achteraan. Een uur vóór etenstijd wordt er voorzichtig gepolst of ik al in iets zin heb. “In honing gebakken lever misschien. Het schijnt dat je daar snel van aansterkt. Eenvoudig gekruid met zout en peper. Vers getrokken kippenbouillon mag ook. Ze verkopen niet in elke supermarkt verse lever.” Een kleine dosis begrip en empathie bezit ik ondanks mijn ziekte nog. “Een stoofpotje met veel groenten. En wat yoghurt met vers fruit, niet uit blik. Mango, kiwi en een appel. Het hoeft ook niet té exotisch te worden. Straks krijg ik nog buikpijn.” Mijn huisgenoten knikken en noteren nauwgezet wat straks op het menu moet verschijnen. Na zoveel denkwerk zak ik uitgeput in elkaar. Ik vraag of iemand me een hoofdstukje uit een boek wil voorlezen. “Mijn hoofd doet zoveel pijn. Of misschien een Netflix-serie? Maar dan wel eentje met minstens vijf sterren op IMDB.” Het is niet omdat ik ziek ben dat ik naar troep moet kijken. Straks genees ik nooit…

2.40

Er doet een roddel de ronde, leugenpraat
dat Tongilius aan vreselijke koorts ten onder gaat.
Ik ken de mans listen en lagen maar al te goed:
op andermans kosten wil hij gelaafd worden en gevoed.
Volgens sluwe berekeningen en plannen
worden de netten voor vette lijsters gespannen, (1)
De vishaak in de aanslag voor baars en barbeel.
Ook van de beste wijnen wil hij een deel:
die uit Opimius’ jaar (2) en Caecubische (3), eerst gefiltreerd, (4)
daarna een Falerner in kleine glazen geserveerd. (5)
Alle dokters hebben aangeraden
dat Tongilius regelmatig moet baden.
Onnozelaars! Weten jullie aan welke ziekte hij lijdt?
Aan die van extreme gulzigheid!

Noten bij de tekst:
(1) Het vlees van de lijster werd door de Romeinen als een lekkernij beschouwd.
(2) Lucius Opimius was in het jaar 121 v.Chr. consul. In dat jaar bereikte de wijn een zeldzaam hoogtepunt. Opimianum vinum is sindsdien een synoniem geworden voor voortreffelijke wijn.
(3) De Caecubum vinum dankt zijn naam aan de regio in het zuiden van Latium, waar excellente wijn werd geproduceerd.
(4) Het werkwoord in het Latijn voor het filtreren van de wijn is saccāre, waarbij de wijn door een soort van filter (saccus, een poreus zakje) gegoten werd.
(5) In de ager Falernus, het gebied tussen de landstreken Latium en Campanië, bevonden zich uitstekende wijngaarden aan de voet van de mons Massicus.

Meer weten over drankgebruik bij de Romeinen? Lees mijn artikel in Hermeneus! Klik hier: Hermeneus 93, 3 – Oschrijft

Post Tagged with ,

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *