RIP Demetrius (epigram 1.101)

Votive Relief with Banquet Scene
Een Grieks votief reliëf waarop een banket te zien is. De slaaf staat in klein formaat afgebeeld in de linker benedenhoek. (4de eeuw v.Chr.)

Demetrius was een van Martialis’ slaven. De twee hadden een sterke band, want Demetrius was verantwoordelijk voor het kopiëren van Martialis’ epigrammen. Het gaat hier wellicht om een werkelijk bestaande persoon, aangezien Martialis vermeldt dat zelfs de keizerlijke familie vertrouwd was met het handschrift (vers 2 nota Caesaribus). Hij stierf jong, negentien pas. De wijze waarop Martialis zijn leeftijd uitdrukt, is ingewikkeld: vers 4 quarta tribus lustris addita messis erat (een vierde oogst was toegevoegd aan drie perioden van 5 jaar, een zogeheten ‘lustrum’ in het Latijn). Hij heeft het moeilijk met de ‘mors immatura’ (vroegtijdige dood) van zijn slaaf. Demetrius was ‘viridis’, als een jong blad zo groen. Zijn ‘prime time’ (Lat. primos annos) lag nog vóór hem.

Martialis besluit om Demetrius op zijn sterfbed vrij te laten. Zo’n vrijlating komt zowel in de antieke literatuur (bvb. Petronius 65.10 en Plinius Ep. 8.16.1) als in inscripties voor. In het Latijn is de term voor zo’n vrijlating ‘manumissio in extremis’. En hoewel de vrijlating Demetrius niet van een gewisse dood kan redden, zoals Martialis gespeeld naïef hoopt, toch is het een troostrijke gedachte voor de slaaf én de meester dat Demetrius als een vrij man kan afdalen naar de wateren van de onderwereld.

1.101

Zijn trouwe kopieerhand werd immer door z’n meester geprezen.
De keizers hebben mijn werk in zíjn handschrift gelezen.
Demetrius heeft van zijn prille leven afscheid genomen.
Negentien pas. De beste jaren moesten nog komen.
Ik wilde niet dat hij als een slaaf de Styx zou bereiken.
Alle rechten van een meester dienden voor een zieke te wijken.
Een besmettelijke ziekte had hem in haar greep,
die elk beetje leven genadeloos uit z’n lichaam kneep.
Mijn weldaad had hem beter moeten maken,
maar de dood wil nimmer aan haar plicht verzaken.
Hij werd alsmaar zwakker in plaats van aan te sterken,
maar was toch nog in staat zijn beloning op te merken.
Hij sprak mij met “patronus” aan, (1)
vooraleer als een vrij man naar de onderwereld te gaan.

Noot bij de tekst:

(1) Slaven bleven ook na hun vrijlating verbonden met het huisgezin van hun meester. De vrijgelaten slaaf werd de ‘cliens’, de meester trad op als beschermheer (patronus).

Post Tagged with

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *