Praatzucht aan tafel (3.50)

Do I have to be talkative to become a manager? | by Stan Garfield | Medium

Ik vind het moeilijk om aan tafel het juiste gespreksonderwerp aan te roeren. Zeker bij mensen die ik amper ken – waarom nodig ik mezelf ook altijd uit bij volslagen vreemden? – is de keuze van het juiste onderwerp en de juiste toon, geen sinecure. Het is me al vaak overkomen dat ik net dát onderwerp ter sprake breng dat iedereen angstvallig probeert te mijden. Het duurt ook altijd een hele poos, vooraleer ik zoiets door heb. De vraag is natuurlijk of ik daar rekening mee houd, met die absurde gevoeligheden van anderen. Maar soms wil ik écht m’n best doen om voorkomend en sociaalvoelend te zijn. Dus, als iemand me graag aan de feestdis wil: het kan! Ik heb alvast wat research gedaan over veilige gespreksonderwerpen. Op deze website trof ik dit handige lijstje aan

Onderwerpen die volgens de etiquette kunnen zijn de volgende:
• het weer/de weersvooruitzichten, mits deze gunstig zijn in de nabije toekomst (of als het net erg mooi weer is geweest)
• muziek
• mode – en eventueel complimenten voor iemands outfit
• sport – tenzij het een verhitte discussie kan opleveren (bijvoorbeeld als één persoon aan tafel voor Ajax is en een ander voor Feijenoord)
• eigen prestaties – let wel op dat je niet opschept
• actualiteiten – mits positief
In het algemeen behoren de onderwerpen een vrolijke noot te hebben.

Ik moet er wel meteen bij vertellen dat ik een zeer uitgesproken vestimentaire mening heb. Als je gekleed gaat in iets dat ik nog niet in een kringloopwinkel durf af te geven, ga ik je heus geen compliment geven over de vodden die je slordig over je lijf gedrapeerd hebt. Ook van sport ken ik niets. Voetbal vind ik pokkesaai, en bij uitbreiding balsporten in het algemeen. Palaveren over sport mag je dus al schrappen, tenzij je mij in comateuze toestand wil afvoeren. Over het weer klaag ik dan wél graag: té grijs, té warm, té koud, miezerige drab. En m’n eigen prestaties, ja, daar wijd ik graag over uit! Ik moet er blijkbaar wel nauwlettend op toezien dat het niet ontaardt in opschepperij. Maar ach, die regel is enkel in het leven geroepen door bange muizen die middelmatigheid nastreven. En o ja, ik ben een erg vrolijke meid! M’n laatste depressieve episode ligt toch al een dag of twee achter mij. Zo, nu dit allemaal uitgeklaard is, hoop ik toch enkele invitaties in m’n mailbox aan te treffen. Ja?

3.50

Jij hebt, Ligurinus (1), maar één reden om me te inviteren
en dat is zodat jij je rijmeldichten kan reciteren.
M’n schoenen zijn uit, ik wil aan de sla met vissaus (2) beginnen
of daar heb je het al: je declameert de eerste zinnen.
De eerste dikke turf is nog maar uit
of het diner wordt al met voordracht nummer twee gekruid.
Intussen wordt het hoofdgerecht koud op ons bord,
Ach, geeft niks, het is maar onze maag die knort!
Een dienaar komt met een derde boek aangelopen,
op de komst van het dessert kunnen we alleen maar hopen.
Helaas komt er ook nog een vierde en een vijfde boek aan.
Pas dán, besluit je, is het tijd om te gaan.
Als je steeds hetzelfde zwijnenvlees serveert,
raken je gasten op den duur geïrriteerd.
Gebruik je prulverzen voor een makreel in papillot,
want straks, Ligurinus, word je alléén aan je eettafel gespot.

Noten bij de tekst:

(1) Ligurinus kwam ook in epigram 3.44 al voor als een poëtaster, die in zijn onverkwikkelijke zoektocht naar publiek door eenieder gemeden wordt als de pest.

(2) Als appetizers wordt ‘lactucas oxygarumque’ vermeld: kropsla overgoten met een vissaus die zuur smaakt, omdat er azijn aan toe werd gevoegd.

Post Tagged with , ,

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *