Martialis over oude vrouwen (deel 1)
- jan
- 05
- Gepost door admin
- Gepost in epigrammen Martialis

In het zevende boek van de Naturalis Historia somt Plinius Maior een waslijst van mensen op die een fabelachtig hoge leeftijd bereikt hebben. Zo zou een zekere Pictoreüs met een uitzonderlijk sterk gestel driehonderd geworden zijn (NH 7.154 ex his praecipuum corpore viribusque etiam CCC vixisse). Geloofwaardig zijn die voorbeelden niet en Plinius besluit al snel om over te gaan tot voorbeelden waaraan men niet hoeft te twijfelen (NH 7.156 sed ut ad confessa transeamus). Maar ook in die hoofdstukken lezen we uitzonderlijk hoge leeftijden: Ofilius’ vrouw, Clodia, zou 115 geworden zijn en moeder van maar liefst vijftien kinderen. Maar hoe oud werd men in de oudheid? Die vraag is heel moeilijk te beantwoorden, omdat bronnen uit die periode geen betrouwbaar beeld opleveren. In teksten worden vooral de bijzondere gevallen vermeld, zoals het bovenstaande voorbeeld van Plinius bewijst, en opschriften zijn zo sterk beïnvloed door de lokale gewoonten dat ze niet kunnen gebruikt worden als statistische gegevens over de levensverwachting. Ook bij andere onderzoekspistes, zoals het onderzoek van botten en skeletten en de zogenaamde censusverrichtingen in Romeins Egypte, gelden allerlei beperkingen en bezwaren. Maar toch kan men voor de demografie in de oudheid enkele grote lijnen aangeven: standaard wordt gekozen voor een levensverwachting tussen de 25 en 30 jaar. Die lage levensverwachting heeft vooral te maken met de extreem hoge kindersterfte. Wie de moeilijke kinderjaren overleefd had, werd gemiddeld tussen de 40 en 60 jaar oud. Wie de kaap van de 60 bereikte, had gemiddeld nog zo’n 10 jaar voor de boeg en een krasse zeventiger kon nog gemakkelijk een zestal jaar mee.(1)
In dit eerste blogbericht over ouderdom gaat onze aandacht uit naar Martialis’ behandeling van oude vrouwen in zijn epigrammen. Met een oude vrouw, ‘vetula’ of ‘anus’ in het Latijn, kon Martialis al een vrouw in haar late tienerjaren voor ogen hebben, volgens J.P. Sullivan.(2) Wettelijk gezien kon een meisje al vanaf haar twaalfde in het huwelijksbootje stappen. In haar late tienerjaren met enkele koters die door het huis renden, was een vrouw dus al stuk minder seksueel aantrekkelijk. Mannen die toch seksueel opgewonden raakten van die ouwe besjes, zijn helemaal geschift volgens Martialis:
3.32
Of ik het zou kunnen met een oude vrouw?
Ja, dat denk ik wel, Matrinia, maar niet met jou.
Jij bent de oude dag al lang voorbij.
Met een lijk waag ik me niet aan een vrijpartij.
Hecuba(3)? Ja, die zie ik nog wel zitten.
En Niobe(4)? Ja, Matrinia, op een jaartje gaan we toch niet vitten?
Zolang de een nog niet veranderd is in een teef,
en van de ander nog wat meer dan enkele stenen overbleef.
3.76
Een oud vrouwtje, Bassus, maakt jou zo geil als boter.
Je weerzin voor een jonge meid wordt alsmaar groter.
Jij hebt geen zwak voor de mooie.
Jij krijgt pas zin in een dooie.
Dat is nu toch al te gek?
Aan verstand heeft je lul duidelijk gebrek!
Bij Hecuba lijkt het vanzelf te gaan,
bij Andromache weigert ie rechtop te staan!
Wat beide epigrammen met elkaar gemeen hebben, is dat zowel Matrinia als de anonieme oude vrouwtjes, het voorwerp van Bassus’ begeerte, beschreven worden aan de hand van het werkwoord mori, sterven. Over Matrinia schrijft Martialis ‘sed tu mortua’, maar jij bent al dood!, en de ‘vetulas’ van Bassus staan al ‘tot aan het borstbeen in het graf’ om Gerard Reve te citeren. Daar wijst het participium futurum ‘moritura’ op. Een hoopvol toekomstperspectief levert het niet op voor de vrouw: eenmaal ze zich van haar belangrijkste taak gekweten had, het baren van kinderen, zat het erop voor haar. Geen gestoei meer tussen de lakens. En voor de man die dat wel nog zag zitten: foei!
Er is echter ook een opvallend verschil: in epigram 3.32 worden er twee vrouwen genoemd, die ondanks hun gevorderde leeftijd wél nog de seksuele drive van de ik-persoon kunnen aanvuren: Hecuba en Niobe. Zij onttrekken zich misschien door hun afkomst en sociale rang – Hecuba als koningin van Troje en Niobe als dochter van Tantalus en de goddelijke Theia – aan de regels die voor gewone stervelingen gelden? Maar in epigram 3.76 vindt Martialis het vreemd dat Hecuba wél spek is naar Bassus’ bek en niet Andromache. Het verschil zit hem dus ergens anders: Matrinia uit epigram 3.32 is zó oud dat Martialis haar expliciet een lijk noemt ‘sed tu mortua’. Zij is de teef of het hoopje stenen na de metamorfose van Hecuba en Niobe. Dus als de ik-persoon, duidelijk geen necrofiel, de keuze krijgt tussen seks met een oude vrouw of met een dode, is de keuze snel gemaakt. In epigram 3.76 wordt de aangesproken Bassus voor een andere keuze geplaatst: seks met de jonge Andromache, vrouw van Priamus’ zoon Hektor, of met haar oude schoonmoeder Hecuba. Het feit dat Bassus voor de moeder kiest, is te bezopen voor woorden.
Noten bij de tekst:
(1) Christian Laes, Kinderen bij de Romeinen. Zes eeuwen dagelijks leven (Leuven 2006) p. 18-21
(2) J.P. Sullivan, Martial. The Unexspected Classic. A Literary and Historical Study (Cambridge 1991) p. 200 (3) Hecuba was de koningin van Troje en de vrouw van koning Priamus. Door de Trojaanse oorlog werd zij van alles wat haar dierbaar was beroofd: haar stad, haar man en haar kinderen. In de oudheid stond zij symbool voor diepe smart. Euripides, een Griekse tragediedichter, heeft twee stukken over haar geschreven waarin haar een vreselijk lot werd voorspeld: ze zou, veranderd in een hond, aan een verdrinkingsdood sterven.
(4) Niobe was zo trots op haar kroost, zeven jongens en zeven meisjes, dat ze zich in haar overmoed beter achtte dan Leto, die slechts twee kinderen op de wereld had gezet: de tweeling Apollo en Artemis. Die tweeling nam wraak op Niobe en doodde haar met hun pijlen. Niobe veranderde in een rots waar van verdriet eeuwig tranen uit bleven stromen.
Categorieën
- artikels Martialis
- epigrammen Catullus
- epigrammen Martialis
- gedichten Catullus
- Martialis Covid
- verhalen Ovidius