Filosofen in de epigrammen van Martialis: het stoïcijnse begrip van vrijheid (3)

Stoic Belief - The Philosophy Of Virtue And Ethics

Vrijheid is een belangrijk begrip in de leer van het stoïcisme, een stroming die rond 300 v.Chr. ontstond in Griekenland en meer bepaald op het eiland Cyprus. De stichter was Zeno uit Kition, niet te verwarren met die andere Zeno (uit Elea), die bekendheid verwierf met zijn scherpzinnige paradoxen. De ethiek is de hoofdbrok van de stoïcijnse leer en daarin is de Stoa verwant aan de socratische school van de cynici. Kort gezegd komt het hierop neer: een mens kan pas geluk verwerven, wanneer hij leeft ‘volgens zijn natuur’ en voor de mens betekent dat ‘leven volgens de rede’. Daarin bestaat de enige deugd, de enige gelukzaligheid. Het enige kwaad is een leven dat doorgebracht wordt in redeloosheid. Alle andere dingen: rijkdom, gezondheid, roem, … zijn dingen die er eigenlijk niet toe doen. Ze zijn niet goed en niet slecht. Ze moeten ons vervullen met complete onverschilligheid. Stoïcijnen van de zachtere stempel, Seneca bijvoorbeeld, last nog een tussencategorie in, die van dingen die te verkiezen zijn (Lat. potiora). Rijkdom valt te verkiezen boven armoede, omdat het ons toelaat een aangenamer en onbezorgder leven te leiden. Cynici zouden voor deze categorie smalend hun neus ophalen, want bezit en ook het verlangen naar bezit beschouwen zij als taboe. Het grootste obstakel in dat leven volgens de rede zijn de affecten, onze driften en hartstochten. Zij draaien de rede vaak een loer: zij prenten ons in dat de zaken die ons eigenlijk onverschillig zouden moeten laten goed of slecht zijn. De taak van de mens bestaat er dus uit om voortdurend strijd te leveren tegen die bedrieglijke wanen. Eenmaal die strijd geleverd is de mens volkomen vrij. Hij heeft immers het inzicht verworven in wat werkelijk goed en nastrevenswaardig is. Zo iemand is van alle uiterlijke dingen onafhankelijk en zo soeverein als een koning. Alle andere mensen, en dat is helaas de meerderheid, leiden een dwaas en niet-redelijk leven. Zij jagen kortstondige genietingen na en winden zich op over zaken die er niet toe doen.
In onderstaand epigram definieert Martialis die vrijheid vooral als een zich losmaken van materiële welstand. Waarom zou je per se op chique diners moeten verschijnen? Of waarom zou je de keel enkel spoelen met de beste wijnen? Hij spiegelt Maximus, de man die hij in het epigram aanspreekt, een eenvoudig leven op een zolderkamertje voor. De menselijke, seksuele drift wordt in dat leven niet geschuwd: af en toe eens de lakens delen met een goedkoop hoertje (v7 plebeia Venus) moet kunnen.

2.53

Vrij zijn? Hoor ik dat goed? Dat is wat je wil?
Maximus, is dat nu een of andere modegril?
Maar als je het werkelijk zou menen,
wil ik je gerust wat advies verlenen.
Hengel niet naar invitaties om buitenshuis te dineren,
laat je de goedkoopste wijn serveren, (1)
drijf de spot met dwaze Cinna’s gouden schalen, (2)
durf je neus niet voor onze toga op te halen,
voor een paar duiten met een meid naar bed, (3)
verhuizen naar een zolderkamer is een noodzakelijke zet.
Over die wilskracht moet je beschikken,
als je de vrijheid van een Parthische vorst wil strikken. (4)

Noten bij de tekst:

(1) In het Latijn staat er ‘Veintana… uva’, de druif uit de stad Veii. De wijn die daar geproduceerd werd had een belabberde reputatie.
(2) De naam Cinna verschijnt in dertien epigrammen. Er gaan uiteenlopende typetjes achter schuil. Hier geeft de toevoeging van het adjectief ‘miseri’ een op luxe gesteld individu weer, die geen snars begrepen heeft van waar werkelijke vrijheid om draait. Hij is de slaaf van zijn weeldezucht geworden en staat mijlenver af van het stoïcijnse ideaal van de ware wijze.
(3) ‘Voor een paar duiten’ is mijn weergave van ‘gemino… asse’. De as was de Romeinse munteenheid. Meer weten? As (munteenheid) – Wikipedia
(4) De Parthen bewoonden een regio die nu overeenkomt met Noordoost-Iran. Het is niet volledig duidelijk waarom Martialis hier een wijze vergelijkt met een Parthische koning. De Parthen hebben zich altijd wel stevig verweerd tegen de Romeinse overheersing om hun autonomie te bewaren. Dus misschien gold die uitdrukking in Martialis’ tijd als spreekwoordelijk voor het ultieme vrijheidsideaal?

Geraadpleegde literatuur:

Hans Joachim Störig, Geschiedenis van de filosofie. Een volledig overzicht van het wijsgerig denken van de oudste tijden af (deel 1)
Craig A. Williams, Martial Epigrams Book Two (Oxford 2004)

Post Tagged with

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *