Epigrammen boek IV.71 en boek IV.81

Romeinse fresco uit Pompeji waarop een sater en een maenade te zien zijn

In Rome krioelde het van de slettenbakken. Dat wil Martialis ons toch doen geloven. Elke straat in Rome heeft hij uitgekamd en geen enkele vrouw die niet op zijn avances inging. We weten natuurlijk niet hoe gul Martialis tijdens zijn zoektocht het geld heeft laten rollen.

Ook in dit epigram komt er een geliefkoosd thema van Martialis aan bod: het contrast tussen zijn en schijn, de hypocrisie waar hij zich kostelijk mee amuseerde. Want zelfs die zogenaamde kuise dames zeiden geen nee, als puntje bij paaltje kwam…

IV. 71


Nee, Safronius, ik vind haar niet. Ik heb de hele stad afgezocht:
geen enkele meid die me na mijn avances een mep verkocht.
Allen gaan ze gewillig met me mee, alsof het een zonde is en een schande
om niet dezelfde avond nog samen tussen de lakens te belanden.
“Is er dan geen enkele vrouw te vinden van goed gedrag en zeden?”
Jawel, een heleboel. Vrouwen van dat slag laten zich niet zomaar overreden.
Ze zeggen nooit “ja”. Dat is hun te min.
Maar een “nee” krijg je evenmin.

Martialis krijgt lik op stuk in het volgende epigram, maar ook de genoemde Fabulla komt er niet zonder bluts of deuk uit.

IV. 81


Sinds Fabulla ons epigram heeft gelezen,
heeft ze al kordaat elke minnaar de deur gewezen.
Fabulla, voel je nu toch niet zo aangesproken.
Wil je me nu echt met nee’ s blijven bestoken?

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *