Epigram boek XI.58 (over kappers)

De moordlustige barbier Sweeney Todd (tekening uit het boek ‘The String of Pearls’ 1850)

Die gedachten zullen wel normaal zijn, denk ik, maar als ik met iemand in gesprek ben, terwijl we aan tafel zitten en er scherpe voorwerpen om me heen liggen, kan ik nooit de gedachte onderdrukken: ‘Wat als ik dat mes nu in zijn oog steek? Dat zou zo’n gekke situatie opleveren…’ Maar geen paniek: ik voer de daad nooit bij het woord. Zo’n type ben ik niet.

Ik vraag me trouwens af of mensen die zich beroepshalve steeds in zo’n potentieel gevaarlijke situatie bevinden, ook voortdurend die neiging moeten onderdrukken. Een kapper bijvoorbeeld. Die kan heel gemakkelijk cliënten het hoekje om helpen met een vlijmscherp scheermes. Of hij rommelt even in een oude lade en haalt een roestig exemplaar boven waarvan je zéker tetanus krijgt…

XI. 58

Je merkt dat ik zin heb, Telesphorus, en klaar om te presteren,

en net op dát moment laat je me allerlei beloftes zweren.

Het is duidelijk geen optie dat ik “nee” tegen je zeg.

Want, tenzij ik zweer en daarbij m’n hand op het hart leg,

trek je die verrukkelijke billen van me weg.

Stel dat een kapper, mes in de hand, klaar om mij te scheren,

mij vraagt hem vrijheid en rijkdom te offreren,

tuurlijk dat ik dan terstond “ja” tegen hem zeg

en daarbij m’n hand op het bange hart leg.

Maar eenmaal dat mes uit de weg…

breek ik zijn botten stuk voor stuk.

Maar jou doe ik niets, maak je niet druk.

Maar eenmaal m’n lul eindelijk heeft gepresteerd,

opnieuw proper is en gefatsoeneerd,

zeg ik tegen mijn beloftes foert:

“Fuck off, inhalige ploert!”

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *