De suïcide van Festus (1.78)

Jean-Paul Laurens (1838–1921), De dood van Cato de Jongere (1863)

In de oudheid was zelfdoding niet, zoals bij ons, een aparte categorie die tegenover een natuurlijke dood stond. Zelfdoding werd bijvoorbeeld gerekend onder de ontijdige dood (Lat. immatura mors), die ook door een ongelukkig toeval kon worden veroorzaakt.
Maar hoe dachten filosofen erover? Een stoïcijn was heilig van het bestaan van het fatum overtuigd, een goddelijk ontwerp waarin de gang van zaken besloten lag. Vroegtijdig een einde maken aan je leven gold dus als een schending van dat fatum, maar in bepaalde omstandigheden was het toch toegestaan. Seneca, Romeins staatsman en stoïcijns filosoof, heeft op bevel van keizer Nero ook een einde aan zijn leven gemaakt. In de praktijk verschilde de houding van een stoïcijn dus niet zo heel erg veel met die van een epicurist, die als fervent aanhanger van het stomme toeval niet gehinderd werd door bezwaren die aan een ‘fatum’ gelinkt zijn.

1.78

Een ongeneeslijke ziekte heeft Festus in haar greep
en helpt zijn onschuldige lijf om zeep. (1)
Zijn keel zit dicht, zijn gelaat kleurt grauw.
Zijn vrienden verkeren in diepe rouw.
Zonder te vervallen in smart
verlicht hij hun bedroefde hart.
Hij besluit naar de Stygische wateren te gaan
en op nobele wijze heen te gaan:
geen gif van god weet waar of dagen honger lijden,
maar eervol van dit verheven leven scheiden.
De dood, een échte Romein waard:
sterven door het zwaard. (2)
Beroemder nog dan Cato zal Festus wezen.
Hij had immers geen vijandschap van de keizer te vrezen. (3)

Noten bij de tekst:
(1) Het is niet helemaal duidelijk over welke ziekte het gaat, vermoedelijk keelkanker.
(2) De term ‘Romana mors’ (Romeinse dood) is een uitdrukking die we aan Martialis te danken hebben: hij gebruikt de term hier om zelfdoding met een zwaard (of dolk) aan te duiden. Anton van Hooff onderzocht in zijn boek ‘Sterven in stijl. Leven met de dood in de klassieke oudheid’ (Amsterdam 2015) 1374 geregistreerde gevallen van zelfdoding bij Grieken en Romeinen. Uit alle gehanteerde methoden blijkt het steekwapen de favoriet: in maar liefst 37% van de gevallen werd er naar een wapen gegrepen. Manhaftig de ontblote borst op een zwaard storten gold in de oudheid als dé manier voor vrijgeboren, Romeinse mannen. Gif en verhanging werden als minderwaardig gezien, enkel goed voor vrouwen en slaven.
(3) “De pointe van dit epigram is een weerzinwekkende vleierij aan het adres van Domitianus.” schrijft van Hooff (2015: 238). Maar wat bedoelde Martialis hier precies mee? Cato de Jongere, republikein in hart en nieren en tegenstander van Julius Caesar, werd in 46 v.Chr. in de stad Utica (in het noorden van het huidige Tunesië) omsingeld. Hij wilde zich niet overgeven en een beroep doen op de “mildheid” van Caesar. Dat zou in zijn ogen een onvergeeflijke daad van lafheid geweest zijn. Hij deed alsof hij ging slapen, geen vuiltje aan de lucht, maar had stiekem een zwaard meegenomen naar zijn kamer. Hij doorboorde zijn borst, maar de steek was niet fataal. Artsen en vrienden snelden toe, toen ze hem op de grond hoorden vallen. De antieke bronnen zeggen dat Cato de verzorgde wond opnieuw open trok en zichzelf op die manier van het leven beroofde. Het motief van Cato de Jongere was dus politiek van aard: hij ging nog liever dood dan het regime van Caesar als alleenheerser te verdragen. Festus daarentegen bleek goede maatjes met de keizer. Festus en Domitianus, twee handen op één buik. En toch besloot hij een einde aan zijn leven te maken, omdat de ziekte hem een waardig leven volstrekt onmogelijk maakte. Dat is in de ogen van Martialis een veel nobeler motief dan de principiële daad van Cato de Jongere.


Geraadpleegde literatuur:
William Fizgerald, Martial. The World of the Epigram (Chicage 2007).
Anton van Hooff, Sterven in stijl. Leven met de dood in de klassieke oudheid (Amsterdam 2015).

Post Tagged with , ,

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *