De snoeshaan
- feb
- 13
- Gepost door admin
- Gepost in epigrammen Martialis

Mijn moeder en Martialis hebben één ding met elkaar gemeen: beiden hebben ze een hekel aan mensen die zich beter voordoen dan ze zijn. Iedereen maakt zich daar natuurlijk schuldig aan. Op een sollicitatiegesprek heb ik ook al een keer meer ervaring geveinsd dan ik toen had. Zwakke punten buig ik in zo’n situatie ook altijd handig om in sterke punten. In dat geval is je beter voordoen dan je bent niet alleen geoorloofd, maar zelfs ronduit noodzakelijk. Maar beweren dat ik een diploma heb, dat ik in werkelijkheid gekocht heb, is natuurlijk een brug te ver. “Je moet niet hoger kakken dan dat je gat staat.” is één van de vele wijsheden die ik van m’n moeder geleerd heb. Martialis zou dergelijke oneliner fantastisch vinden en hij zou hem ongetwijfeld gebruikt hebben om het volgende typetje, de anonieme snoeshaan, mee te omschrijven.
2.29
In het theater, Rufus, palmt hij de voorste zitplaats in.(1)
Aan zijn vinger een ring met een joekel van een steen erin.
Het lijkt of zijn mantel meer dan één keer Tyrische verf heeft gezopen.(2)
Zijn toga witter dan sneeuw waar niemand doorheen is gelopen.(3)
Overal waait zijn geur je tegemoet.
Pommade gebruikt hij in overvloed.
Zijn armen glad geëpileerd,
zijn schoenen met een pas aangeschaft riempje gedecoreerd.
Die gesp mag normaalgezien enkel een senator dragen.(4)
Het leder zacht en rood om zijn voeten te behagen.(5)
Zijn voorhoofd is met pleisters bezaaid.
Heb je niet door dat jou een loer wordt gedraaid?
Schraap die pleisters van zijn vel
en je ziet het snel.(6)
Noten bij de tekst:
(1) De Lex Roscia theatralis uit 67 v.Chr. bepaalde dat de eerste 14 rijen in een theater voorbehouden waren voor de leden uit de ridderstand (de equites).
(2) Het woord ‘Tyron’ (vers 3) is hier metonymisch gebruikt voor de purperen verf waarvoor de stad Tyros, hoofdstad van Fenicië, bekend stond. Die kleurstof werd gewonnen uit slakken. Het was een heel arbeidsintensieve bezigheid om die slakken te vangen en elke slak bevatte slechts een druppeltje kleurstof dat pas na een lang bewerkingsproces gewonnen werd. Dat verklaart meteen ook waarom purperen verf zo spreekwoordelijk duur was. De toevoeging van ‘totiens’ (zo dikwijls) en de werkwoordsvorm ‘epotavere’ [epotare: uitdrinken] maken duidelijk dat de man puissant rijk moet zijn geweest.
(3) De toga is het Romeinse kledingstuk bij uitstek. Wie geen Romein was, mocht hem niet dragen. De sneeuwwitte toga waarover hier sprake is, is gemaakt van uiterst fijne wol en is opnieuw een symbool van rijkdom.
(4) De gesp die enkel door een senator mocht gedragen worden had de vorm van een sikkel (‘lunata’ vers 7) en was uit ivoor of zilver vervaardigd.
(5) Ook de rode kleur van het schoenleder verraadt een hoge status: enkel de schoenen van een senator mochten rood zijn.
(6) Maar in het laatste vers valt de anonieme snoeshaan door de mand: de pleisters, uit leder vervaardigd, die als camouflagemiddel voor vlekjes of oneffenheden in het gelaat dienden, worden hier gebruikt om brandmerken te verbergen. De snoeshaan is een vrijgelaten slaaf die, zoals zoveel slaven, gebrandmerkt werd. Een voorbeeld hiervan is de letter F, afkorting van fugitivus, gebruikt om weggelopen slaven die terug opgespoord werden te straffen en te degraderen. Want als zo’n slaaf opnieuw op de slavenmarkt terecht kwam, werd er minder voor hem betaald.
Bron:
Craig A. Williams, Martial. Epigrams Book Two, Edited with Introduction, Translation, and Commentary (Oxford 2004).
Categorieën
- artikels Martialis
- epigrammen Catullus
- epigrammen Martialis
- gedichten Catullus
- Martialis Covid
- verhalen Ovidius