Armoedzaaier Mamurianus (1.92)

Diogenes The Cynic Cartoons and Comics - funny pictures from CartoonStock

In onderstaand epigram krijgt een zekere Mamurianus er flink van langs, een fictief personage. De naam is zeldzaam en komt slechts één keer voor in CIL 3.12289 als de naam van een vrijgelatene. De naam doet denken aan Mamurra, een Romeinse soldaat die onder Julius Caesar diende. Zijn militaire carrière en de bescherming van Caesar legde hem geen windeieren: hij was zo wansmakelijk rijk dat hij zelfs marmer in zijn huis gebruikte, toen ongezien. Enkel tempels van goden werden met die kostbare steen versierd. Catullus verwijt Mamurra en Caesar een verwijfd koppeltje te zijn. Carmen 57 begint zo:

Pulcre convenit improbis cinaedis,
Mamurrae pathicoque Caesarique.

In de vertaling van John Nagelkerken klinkt dat als volgt:

Wat een schitterend paar verlopen flikkers
zijn Mamurra, dat hoerenjong, en Caesar.

Houd de link met Catullus in je achterhoofd. Even terug naar Mamurianus, het personage in Martialis’ epigram. Mamurianus vertoont grote overeenkomsten met hoe Martialis een cynische filosoof neerzet: als een eersteklas armoedzaaier, die geen huis (Lat. focus) bezit of deftige kleren. Hij heeft zelfs geen duit op zak om eten te kopen en drinken doet hij liggend op zijn buik uit regenplassen. Net zoals de honden, voegt Martialis daaraan toe. Een impliciete verwijzing naar een cynicus, wiens naam mogelijk is afgeleid van het Griekse woord kuôn, dat ‘hond’ betekent.

Mamurianus vergrijpt zich aan een slaafje, een zekere Cestos. Cestos doet zijn beklag bij de ik-persoon uit het epigram. Waarschijnlijk gaat het om zíjn slaaf. Toch blijft Mamurianus op een bepaalde manier eervol: hij gebruikt enkel zijn vinger ‘digito’. Martialis grapt dat Mamurianus meer dan alleen z’n vinger mag gebruiken. Dan moet er evenwel aan een belangrijke voorwaarde voldaan zijn: Mamurianus moet ‘satur’ zijn, ‘met een volle maag’. Catullus – aha, daar is ie opnieuw! – gebruikt dat woord ook in de betekenis van ‘financieel welstellend, z’n schaapjes op het droge hebben’. Iemand die ‘satur’ is, bezit een verfijnde levensstijl en kan zich een ‘puer delicatus’ veroorloven, een knap jong slaafje dat de meester ook seksueel terwille moest zijn. Aangezien Mamurianus een berooide schooier is, komt dat privilege hem niet toe. Martialis keurt seksuele omgang met minderjarige slaven dus niet af – waarom zou hij? dat was heel normaal in de Romeinse maatschappij – maar kan het niet hebben dat iemand zich een privilege toeëigent waar hij gezien zijn sociale status absoluut geen recht op heeft.

Voor wie meer gelijkenissen wil onderzoeken tussen Martialis en Catullus: Martialis heeft zich voor dit epigram op vier gedichten van Catullus gebaseerd, carmina 15, 21, 23 en 24.

Ook nog even dit: naar onze normen is dit epigram op ethische gronden volledig verwerpelijk. Maar de humor en het vilein maken het toch genietbaar. Misschien ook omdat de afstand tussen onze tijd en de Romeinse zo groot is. We kunnen altijd met een nonchalant wegwerpgebaar zeggen “Och ja, die Romeinen toch… Nog een geluk dat wij al een pak verder staan!”. Ja toch? Euh…

1.92

Het geklaag van Cestos houdt niet op.
Dat arme slaafje jankt de ogen uit z’n kop.
Jij, Mamurianus, hebt met je vinger aan z’n lijf gezeten.
Maar je kan hem ook vollédig bezitten, moet je weten.
Je kan gerust wat verder dan die hanky-panky gaan,
zodra je ook op alle andere vlakken volledig bent voldaan.
Maar een huis bezit je niet, ook geen veldbed met een deken,
je hebt zelfs nog nooit in de gebroken beker van Chione of Antiope gekeken. (1)
Je draagt een korte mantel, vaalgeel en gescheurd.
Ook met die Gallische broek maak je niet bepaald een goede beurt:
je loopt met de helft van je billen bloot.
Enkel de géur van eten stilt je hongersnood. (2)
Net zoals de honden drink je water uit een plas.
En jíj vergrijpt je aan Cestos? Dat is toch al te kras!
Iemand moet je mores leren.
Je oog, of wat ervan overblijft, zal ik met m’n vinger penetreren. (3)
Anders nam ik je wel in je reet,
maar wie niet kakt, bezit geen reet.
En nu moet je niet denken, Mamurianus, dat ik spreek uit moedwil of jaloezie,
maar kontneuken op een lege maag is een zware anomalie!

Noten bij de tekst:
(1) Chione en Antiope waren twee goedkope prostituees, die hun klanten lieten drinken uit lekkende bekers. Dat beeld waren we ook al een keer tegengekomen in epigram 3.82 over Zoilus in de rol van walgelijke gastheer: daar moeten alle klanten uit dezelfde gebarsten kruik (curta…. testa) van Leda drinken.
(2) In het Latijn staat er: “de geur van een zwarte keuken”. Keukens, ook die in snackbars, zagen zwart door de rook. Er werd gekookt op hout of houtskool. Een schoorsteen was er niet, in het beste geval waren er enkele gaten in de muur.
(3) Mamurianus is een marginaal individu die opvallende gelijkenissen vertoont met hoe Martialis een cynische filosoof kenschetst (zie epigram 4.53). Zoals tal van andere verschoppelingen heeft ook Mamurianus last van een oogziekte (zie bijvoorbeeld Zoilus in epigram 12.54, Philaenis in epigram 2.33, Thais in epigram 3.8).

Geraadpleegde literatuur:
F.R. Cowell, Life in Ancient Rome (New York 1980).
Bert Gevaert, Parcere personis, dicere de vitiis? Deformitas in de epigrammen van Marcus Valerius Martialis (niet gepubliceerde doctoraatsverhandeling) (Brussel 2013).
Rosario Moreno Soldevilla e.a., A Prosopography To Martial’s Epigrams (Berlin/ Boston, 2019).

Post Tagged with , ,

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *