RIP Demetrius (epigram 1.101)

Demetrius was een van Martialis’ slaven. De twee hadden een sterke band, want Demetrius was verantwoordelijk voor het kopiëren van Martialis’ epigrammen. Het gaat hier wellicht om een werkelijk bestaande persoon, aangezien Martialis vermeldt dat zelfs de keizerlijke familie vertrouwd was met het handschrift (vers 2 nota Caesaribus). Hij stierf jong, negentien pas. De wijze […]

lees meer

Het eenvoudige leven (epigram 1.55)

1.55 Als U in het kort de wensen van Uw vriend Marcus wil vernemen,U Fronto, die de titel van schitterend soldaat en senator mag claimen,dan zou ik me graag heer en meester van een klein stukje grond kunnen noemen,me op eenvoudig vertier in m’n vrije tijd kunnen beroemen.Wie wil nu in een kille, marmeren hal, […]

lees meer

Calenus, jij vrek! (epigram 1.99)

Je bezat vroeger minder geld dan nu. (1)Toch trakteerde je ons continu.Je geld, Calenus, kon niet op.Je was een onverbeterlijke luxesnob.Met je verfijnde smaaken geraffineerd vermaakwas je bij je vrienden graag gezien.We wensten jou een miljoen of tien!Onze bedes raakten een gevoelige snaar:god schonk je vier sterfgevallen in nog geen jaar.Maar alsof ze jou geen […]

lees meer

Vriendschapsverzoek aan Fuscus (1.54)

Onderstaand epigram is gericht aan een zekere Fuscus, een succesvolle en rijke advocaat. Ongetwijfeld is hij een van de literaire patroni van Martialis. In epigram 7.28, waaruit zowel de rijkdom als de arbeidsethos van Fuscus blijkt, doet Martialis hem een bundel epigrammen cadeau. Hij wil eerlijk weten wat Fuscus van zijn grappen vindt. Zo’n epigram […]

lees meer

De zelfmoord van Porcia

Porcia was de vrouw van Marcus Junius Brutus, dé Brutus die Caesar op de Iden van maart in het jaar 44 v.Chr. met een dolk in de rug stak. Caesar zou toen in het Grieks zijn laatste woorden tegen deze Brutus gesproken hebben: “Kai su, teknon?”, of in het Latijn: “Tu quoque, fili mi?” (Jij […]

lees meer